Het kind dat door de klas roept wanneer hij of zij het antwoord weet. Lastig voor de leerkracht en voor de andere kinderen, die niet de tijd krijgen om zelf tot een antwoord te komen. Maar ook lastig voor de leerling zelf? Dit soort gedrag wordt snel gezien als vervelend, als onwil of egoïsme. Terwijl er ook hele andere dingen achter kunnen liggen.
Iedereen die betrokken is bij het onderwijs heeft er inmiddels wel van gehoord: executieve functies. De “management company” van je hersenen. Het gedeelte wat regelt wat er moet gebeuren, wanneer en in welke volgorde. En die ook nog even over je schouder meekijkt of je het wel goed hebt gedaan.
Een goed functionerend stel hersenen lijkt bij hoogbegaafdheid misschien vanzelfsprekend. Er liggen dan ook vaak hoge verwachtingen ten aanzien van de executieve functies. Maar een hoge intelligentie betekent niet automatisch een goede ontwikkeling van deze functies. Soms komt dit omdat deze vaardigheden op school onvoldoende worden geprikkeld en getraind. Wanneer hoogbegaafde kinderen langdurig onder hun niveau werken worden deze functies namelijk niet of nauwelijks aangesproken: een gemakkelijke opgave, die bij wijze van spreken met twee vingers in de neus gedaan kan worden, behoeft immers weinig planning en organisering en vraagt niet of nauwelijks om volgehouden aandacht. Huiswerk wat altijd snel af is doet geen beroep op timemanagement vaardigheden.
Het kan ook zo zijn dat andere cognitieve processen de executieve functies in de weg zitten: een kind met een hoge verwerkingssnelheid, die al drie stappen verder is dan de leerkracht, heeft een behoorlijke dosis respons-inhibitie nodig om het antwoord niet door de klas te roepen. Andersom kan het ook zo zijn dat de verwerkingssnelheid in verhouding lager ligt dan de rest van de cognitieve vaardigheden. Dit kan er dan voor zorgen dat het even duurt voordat het kind aan het werk gaat, en ten onrechte worden geïnterpreteerd als een gebrek aan motivatie of taakinitiatie.
Wanneer er een vermoeden bestaat van mogelijk zwakke(re) executieve functies is het belangrijk om breed te kijken: is de verwachting realistisch? Is het een vaardigheid die de rest van de klas wel beheerst? Ervaart het kind het zelf als storend?
Het is ook zinvol om te kijken naar hoe de situatie elders is: kan het kind bijvoorbeeld op school de aandacht nauwelijks tien minuten bij het eigen werk houden, maar wel thuis urenlang bezig zijn met een hobby? Of kan het kind op school maar moeilijk uit de voeten met planning/organisering maar regelt het in sociale situaties de hele boel? Dan zit het probleem waarschijnlijk niet in de executieve functies, maar bijvoorbeeld in het werk dat wordt aangeboden.
In het algemeen wordt vaak gezegd dat té niet goed is, en dat geldt ook voor executieve functies. Een kind met een super goede respons-inhibitie kan hier net zoveel last van ondervinden als het kind wat door de klas schreeuwt. Nooit de vinger opsteken en netjes altijd op de beurt wachten kan er ook voor zorgen dat je geen aandacht krijgt of net achter het net vist. Een kind met hoge planning/organiseringsvaardigheden kan hierdoor juist erg perfectionistisch worden en moeite hebben met flexibiliteit. Goed is goed genoeg!
Tot slot: het is belangrijk om bij de ontwikkeling van executieve functies ook oog te hebben en ruimte te creëren voor het karakter van het kind. Niet iedereen is een haantje de voorste, en niet iedereen is even georganiseerd. Wat voor een buitenstaander als chaos wordt gezien kan bij een kind juist voor hele creatieve oplossingen zorgen. Een lagere mate van taakinitiatie geeft ook ruimte voor spontane gebeurtenissen, omdat een kind zich niet verplicht voelt om eerst een bepaalde taak af te maken. Zorg er dus voor dat niet alleen de focus ligt op wat kinderen niet kunnen, maar maak ook ruimte voor wat ze wél kunnen. Dat maakt voor iedereen het onderwijs een stukje leuker.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Privacystatement >