De dramadriehoek is in 1968 geformuleerd door psychiater Stephen Karpman, die mensen analyseerde die vaak ruzie hadden. Hij kwam tot de conclusie dat er in bijna elke ruzie sprake is van drie rollen: de aanklager, de redder en het slachtoffer. Binnen een ruzie kan gewisseld worden van rol, waardoor een redder slachtoffer kan worden, en daarna ook nog aanklager.
Hoe herken je deze rollen nu?
De aanklager gaat vaak in de aanval. Zinnen beginnen met “jij” en bevatten vaak absolute termen zoals altijd, telkens of nooit. Er is vaak sprake van hoge verwachtingen en wanneer mensen niet aan deze verwachtingen voldoen ontstaat er irritatie of boosheid.
De redder neemt de verantwoordelijkheid van een ander over. Hij of zij houdt ervan om mensen te helpen en voelt zich schuldig als hij dit verzaakt. Helpen geeft een gevoel van eigenwaarde. Zinnetjes als “ik help je wel even” of “laat mij het maar doen” zijn vaak een goede indicatie van een redder. Een van de bekendste voorbeelden is de quote “give a man a fish and you feed him for a day. Teach a man to fish and you feed him for a lifetime.” De redder zal een vis vangen en deze aan het slachtoffer geven, waardoor een afhankelijkheid ontstaat tussen redder en slachtoffer. Vaak voelt de redder zich een beetje superieur; hij durft de aanklager wel te zeggen hoe het werkelijk zit en neemt de verantwoordelijkheid over van het slachtoffer.
Het slachtoffer voelt zich vaak incompetent. Hij of zij heeft het gevoel dat het leven best zwaar is en dat hij of zij het niet echt aan kan. Het slachtoffer vraagt graag om hulp en voelt zich tekort gedaan als hulp niet gegeven wordt. “Je gaat me toch zeker niet laten vallen” is dan een veelgehoorde zin. Andere zinnen die op een slachtoffer kunnen wijzen zijn “ik kan het niet alleen”, “ik heb hulp nodig” of “ik kan het niet aan”.
Kortgezegd gaat het bij alle drie deze rollen om verwachtingen en verantwoordelijkheid.
De aanklager heeft hoge verwachtingen van een ander en dicht verantwoordelijkheid toe aan anderen, zelfs als ze niet verantwoordelijk zijn.
De redder heeft lage verwachtingen van mensen en neemt verantwoordelijkheid over van een ander, ook wanneer hij of zij geen verantwoordelijkheid heeft.
Het slachtoffer heeft hoge verwachtingen van anderen en lage verwachtingen van zichzelf. Hij of zij neemt weinig verantwoordelijkheid en legt deze graag bij anderen neer, met name bij de redder.
Een concreet voorbeeld:
Een groep kinderen werkt aan een presentatie. Afgesproken is dat Tim de presentatie gaat geven. Tim is erg zenuwachtig, en Anne besluit dat zij beter de presentatie kan geven. Ze geeft dit als volgt aan: “Je bent hier niet zo goed in. Ik kan het wel. Zal ik het maar doen? Ik doe het wel.” Zij kruipt dus in de reddersrol. Tim kan op twee manieren reageren:
Optie een: hij gaat in de tegenaanval en wordt een aanklager. De onverwachte feedback zorgt ervoor dat hij zich niet gewaardeerd voelt. Hij is geïrriteerd. “Ik heb niet om jouw mening gevraagd. Waarom bemoei jij je ook altijd overal mee?”
Voor Anne, die dankbaarheid verwacht, kan dit erg onverwacht zijn. Ze wil toch immers alleen maar helpen? Zij kan dan vervolgens in de slachtofferrol gaan zitten: ze voelt zich verongelijkt, er is haar onrecht aangedaan.
Maar Tim kan in plaats van een aanklager te worden ook zelf in de slachtofferrol gaan zitten: “ja je hebt gelijk, ik kan dit ook niet. Doe jij het maar.” Anne zal vervolgens de presentatie geven, en Tim blijft zich incompetent voelen.
Ook tussen kinderen en ouders kunnen deze rollen ontstaan. Bijvoorbeeld een kind wat moeite heeft met het inpakken van de tas of het op tijd opstaan. “Ik kan het niet. Het lukt me niet. Help me.” De ouder kan dan in de reddersrol gaan zitten, zeker als het een situatie betreft waarbij er sprake is van tijdsdruk. “Ik doe het wel even.” Andersom kan de ouder ook veranderen in een aanklager: “Je hebt het alweer niet voor elkaar, waarom heb je hier nou altijd moeite mee?”.
Hoe kun je er nu voor zorgen dat je deze dramadriehoek doorbreekt? Het belangrijkste is om jezelf buiten de dramadriehoek te plaatsen. Wanneer je je eigen rol herkent, of de rol van degene waarmee je ruzie hebt, kun je een stap terug zetten en nadenken over de volgende vraag:
wie heeft er welke verantwoordelijkheid?
Door in gesprek te gaan over het thema verantwoordelijkheid en uit te zoeken wie nu welke verantwoordelijkheid heeft, kan het drama stopgezet worden.
Zo kan het slachtoffer zich ontwikkelen naar iemand die kwetsbaar durft te zijn, maar die wel verantwoordelijkheid neemt voor eigen gedachten, gevoelens, behoeften en gedragingen. De redder kan zich ontwikkelen naar een ondersteuner; er worden duidelijke afspraken gemaakt over wat de bijdrage van het slachtoffer kan zijn, en over waar de redder bij kan helpen. Er wordt dan ook niet meer of minder gedaan dan datgene wat is afgesproken. Ten slotte kan de aanklager gebruik maken van zijn of haar assertieve werkwijze, door de belangen van alle partijen in het oog te houden en te zeggen wat hij of zij denkt, vindt en voelt zonder daarmee de ander te kwetsen.
Om terug te komen op het voorbeeld van Tim en Anne: Tim heeft de verantwoordelijkheid om de presentatie te houden. Dit is immers in het groepje afgesproken. Anne heeft in principe geen verantwoordelijkheid om hem te helpen en moet dus afwachten of Tim om hulp vraagt. Wanneer Tim zich kwetsbaar op durft te stellen, door aan te geven dat hij het erg spannend vindt om de presentatie te geven en om ondersteuning te vragen, kan Anne hem hierbij helpen. Ze kunnen besluiten om samen de presentatie te oefenen, of Anne kan Tim tips geven wanneer hij hierom vraagt. Op deze manier is er geen sprake van een slachtoffer of een redder, maar gewoon van twee klasgenootjes die samen kunnen werken en leren.
Deze website gebruikt cookies. Door gebruik te maken van deze website, geef je aan akkoord te zijn met het gebruik van cookies. Privacystatement >